Werklust en tropische boeren

6 Ga naar de mieren, luiaard,
kijk hoe ze werken en word wijs.
7 Hoewel er onder hen geen leider is,
geen aanvoerder, geen koning,
8 halen ze in de zomer voedsel binnen,
leggen ze in de oogsttijd een voorraad aan.
Spreuken 6:6-8, NBV


Leafcutter antsAl eeuwen, zo niet millennia, zijn mensen geïntrigeerd door de werklust van mieren. Daar is bovenstaande Bijbeltekst een bewijs van: het Bijbelboek Spreuken is geschreven in de 2e eeuw voor Christus. Ook hier in de tropen word ik geconfronteerd met de onuitputtelijke motivatie van mieren. Terwijl ik halverwege een heuvel al puffend en steunend mijn weg vervolg, zie ik bladsnijdende mieren (leafcutter ants) hun vracht onvermoeibaar omhoog tillen. Een ononderbroken streep van bewegende groene blaadjes wijst mij de weg omhoog, terwijl de ondergaande zon de wiebelende blaadjes en hun dragers omlijst.

Tropische boeren
Deze mieren passen zeker in de categorie die in Spreuken beschreven wordt. Mieren horen samen met bijen en wespen tot de orde Hymenoptera. Binnen deze orde leven de insecten sociaal samen of zijn ze sterk georganiseerd in een kastenstelsel. Elk lid van een kolonie is familie van de andere leden, waardoor ze samenwerken in het belang van het grotere geheel – de kolonie. Deze sociale strategie is ontzettend succesvol: maar twee procent van de miljoenen insectensoorten behoort tot de orde Hymenoptera, maar deze twee procent vormt tachtig procent van de totale biomassa van insecten.

Leafcutter ants

In de neotropen zijn Atta kolonies een fenomeen: ze bevatten miljoenen mieren, allemaal vrouwelijk (behalve in de korte tijd dat ze zich voortplanten) en allemaal nakomelingen van één dikke, eierleggende koningin. De manschappen zijn georganiseerd in kasten die taken uitvoeren om de kolonie in leven te houden en te laten groeien. Grote werkers knippen stukjes van de bladeren en geven ze door aan iets kleinere mieren in het nest. Deze kaste kauwt de bladeren tot pulp. Voordat ze deze pulp op een bed van schimmel leggen, bespuiten ze de schimmels met een druppel ontlasting. Deze druppel bevat alle 21 aminozuren die essentieel zijn voor de overleving van de schimmel. De schimmel, uit de groep Basidiomycetes, verteert de cellulose uit de bladeren, iets wat de mieren zelf niet kunnen. Vervolgens eet de kolonie de schimmels. De kleinste kaste van werkers, in het Engels minims genoemd, verzorgen de eieren of houden een oogje in het zeil in de schimmeltuin door ongewenste schimmels te wieden zodat de kweek puur blijft. Deze bijzondere mieren hebben agricultuur dus uitgevonden, al vér voordat wij als mensen een manier vonden om te boeren.*

Elke dag kom je deze mieren hier wel ergens tegen. En elke dag herinneren deze mieren je eraan om hard te werken. Ik ben niet de enige hier in Gamboa die me wel eens lui voelt in vergelijking met deze bezige bijen, ook één van mijn collega’s verzuchtte dat gisteren. Door de welbekende Facebook-façade krijg ik regelmatig de vraag: “Werk je daar eigenlijk wel? Of doe je alleen maar leuke dingen?”. Tijd om mijn eigen werklust eens onder de loep te nemen!

Tropische onderzoeker
Terwijl de vleermuizen om mijn hoofd fladderen, kijk ik naar het schermpje van mijn videocamera. De pixels laten een kikker zien: hij verplaatst zich wat, zoekt een andere hoek en bepaalt dat hij zich op zijn gemak voelt. Hij hoort een ander mannetje roepen, maar reageert nog niet. Nog een keer een roep, en nog een. Hij kan het niet laten gebeuren, als hij niet begint te roepen zal het vrouwtje voor de andere man kiezen. Hij laat een schor roepje horen, schraapt zijn keel en vult zijn buik met lucht. ‘Tuuuuun—tuuuuun—tuuun’, klinkt het. De kikkers reageren op elkaar en zijn in een akoestisch duel verwikkeld. “Tuuuuuun-gara”, laat de andere kikker horen. Nu wordt het menens: vrouwtjes houden van een ingewikkelde roep, en deze gara-toevoeging in de roep is onweerstaanbaar.

Dat is een typische omschrijving van mijn huidige experiment. Als het weer het toestaat, trek ik eropuit om kikkers te observeren. Dit is het eerste deel van mijn experiment: het natuurlijke gedrag van de kikkers observeren. Zodra ik daar data over heb verzameld, kan ik in het tweede deel kijken naar de interactie tussen de vleermuizen, kikkers en bloedzuigende vliegen.

Tungara frogs + nest

Trial and error
Ik ben drie weken geleden vol goede moed begonnen aan mijn experiment. De eerste maand had ik samen met mijn begeleiders de experimentele opzet uitgebreid doorgesproken, aangepast en geoptimaliseerd. Ik had een presentatie gegeven om feedback te krijgen en daarna de feedback verwerkt. Kan niet missen, denk je dan. Helaas blijft het wel veldwerk waar ik mee bezig ben. De eerste twee weken van mijn experiment had ik welgeteld nul (0) datapunten verzameld. Dat lag niet aan te weinig werkdagen (zoals kwade tongen onder jullie misschien beweren), maar aan het feit dat de kikkers zich niet gedroegen zoals we hadden gedacht. Terug naar de tekentafel dus! Vorige week heb ik nieuwe, simpelere experimenten bedacht met mijn begeleider. De eerste trials om te testen of de methode werkte waren veelbelovend en met deze opzet ben ik nu dus een week bezig.

Met deze experimenten probeer ik vast te stellen hoe de kikkers zich gedragen in hun omgeving. Specifiek ben ik benieuwd of de kikkers zich anders gedragen in vegetatie of in open water. Dat is ook hier uitgelegd. Momenteel film ik de kikkers als ze aan het roepen zijn: ik kan dan hun roep analyseren, om te kijken of ze hun roepgedrag aanpassen aan hun omgeving. Daarnaast geven de video-opnames me ook de mogelijkheid om te scoren hoeveel bloedzuigende vliegjes de kikkers lastigvallen. De hypothese is namelijk dat er meer van deze irritante vliegen in vegetatie zitten dan in open water. Jammer genoeg weet ik precies hoe de kikker zich voelt: terwijl hij lastig gevallen wordt door bloedzuigende vliegjes, weten de bloedzuigende muggen mij te vinden (de teller stond vorige week op 122 insectenbeten). We slaan gelaten in hetzelfde ritme de vliegen van ons af.

Dreiging in het blad
Veldwerk in de tropen is in elk geval geen moment saai. Afgelopen week zat ik rustig kikkers te observeren, toen links van me wat bewoog. Het tropisch regenwoud is nooit stil en altijd in beweging, dus ik verwachtte niet veel bijzonders. Terwijl mijn experiment ondertussen doorliep, kneep ik mijn ogen samen om in het rode licht een vorm waar te nemen. Ik zag iets kruipen, glijden haast. Een soepele beweging, kronkelend van links naar rechts, verraadde de aanwezigheid van een slang. Een slang is één ding, het soort slang een ander. Deze slang leek in het beperkte licht op een koraalslang: samen met de fer-de-lance die ik al tegen ben gekomen de giftigste slangen hier in Panama. Nu zijn er meer dan tien soorten giftige koraalslangen en net zo veel ongiftige nep-koraalslangen, maar ik besloot toch maar het zekere voor het onzekere te nemen. Terwijl ik met een half oog de stapel bladeren op een meter afstand in de gaten hield, heb ik mijn spullen ingepakt en ben ik naar huis gegaan. De dreiging zorgde ervoor dat ik me eerder dan gepland bij het afscheidsfeestje kon voegen dat thuis gaande was. Het treffen van de slang leverde mij dus gelukkig toch nog iets op: een lekker wijntje in goed gezelschap!

* Gebaseerd op The Tapirs Morning Bath, Elizabeth Royte (2001), p. 194-195

PS: Rechtsboven kan je je nu ook aanmelden voor een e-mail als er een nieuwe blog online is!