6 Nu liet God, de HEER, een wonderboom opschieten om Jona schaduw boven zijn hoofd te geven en zijn ergernis te verdrijven. Jona was opgetogen over de plant. 7 Maar de volgende morgen, bij het aanbreken van de dag, liet God de plant door een worm aanvreten, zodat hij verdorde. 8 En toen de zon opkwam, liet God een verzengende wind uit het oosten waaien; de zon brandde zo op Jona’s hoofd dat hij door de hitte werd bevangen. Hij bad om te mogen sterven: ‘Ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven.’
Jona 4:6-8, NBV
In Tsaobis voelde ik me af en toe net Jona. Hij zat op een heuvel naar Nineve te kijken, ik zat regelmatig op een heuvel naar bavianen te kijken. Maar ik kan me het meest verplaatsen in hoe hij zich moest voelen toen zijn boom, en daarmee zijn schaduw, van hem weggenomen werd. Lees verder